Volkskrantartikelen zaterdag 21 juni 2014
Meezingen met de digitale juf van het Concertgebouw
Basisscholen doen weinig aan muziek. Dat kan zo niet langer, vinden ze bij het Concertgebouw. Geven scholen straks les volgens die methode?
AMSTERDAM – Vraag de directeur van het Koninklijk Concertgebouw in Amsterdam hoe het gesteld is met het muziekonderwijs op Nederlandse basisscholen. Hij zal antwoorden: ‘Niet best.’
En daarom grijpt hij in. Simon Reinink zal met het Concertgebouw een nieuwe lesmethode ontwikkelen. Op duizenden basisscholen moet hiermee een digitale muziekjuf of -meester in beeld kunnen komen voor een lesje. Een videoclip erbij, een topmusicus die wat speelt en dan een oefening waarbij de kinderen klappen of zingen.
Ze moesten iets doen, zegt Reinink. Iets doen om muziek weer structureel in het curriculum te krijgen. Nee, hij wil de leerkrachten niet de schuld geven, absoluut niet zelfs. Het is geen onwil, het zit in het systeem. Op de lerarenopleiding is weinig aandacht voor muziek, waardoor veel leraren zich onzeker voelen. Op scholen is muziek geen verplicht vak. Rekenen en taal krijgen dus voorrang, want daar let de inspectie op. En de methoden die bij muzieklessen worden gebruikt? Die zijn verouderd, doordat uitgevers er geen brood in zien. Ja, dan komt een vak in de verdrukking.
Ze keken niet lijdzaam toe bij het Concertgebouw. Al vijftien jaar coachen ze leerkrachten, bieden ze lespakketten aan en ontvangen ze talloze scholieren in het gebouw. Jaarlijks bereiken ze dertigduizend kinderen. Reinink: ‘dan bereik je dus meer dan een miljoen kinderen niet.’
En toen kwam dat idee. Konden ze bij het Concertgebouw zelf geen lesmethode ontwikkelen, met wat financiële hulp van de cultuurfondsen?
Ruggegraat
Op 1 januari 2016 moet alles klaar zijn. Dan kunnen scholen een half jaar gratis gebruikmaken van een methode met honderden digitale lessen, die zowel klassieke muziek als popmuziek omvat. De lessen beginnen in groep 1 en eindigen in groep 8.
Reinink spreekt van ‘een muzikale ruggegraat’.
De lesmethode van het Concertgebouw moet digitaal en eenvoudig worden. De leerkracht drukt op een paar knoppen van zijn digitale schoolbord en hup, daar verschijnt de digitale muziekleerkracht in beeld. Het is interactief, zegt Reinink. En ‘plug and play’.
Dat laatste is essentieel, zo bleek uit onderzoek dat ze bij een paar honderd scholen deden. Want daardoor hoeft een meester die niet graag zingt nooit meer te zingen. En een juf in tijdnood kan tóch een kwartiertje muziek doen, zonder dat ze een les hoeft voor te bereiden. Het zal de drempel om een muziekles te geven flink verlagen. En als de leerkracht wel graag klapt, danst en zingt? Ja, dan kan hij de les natuurlijk zelf geven.
Zo’n digitaal lespakket kun je ook jaarlijks aanpassen, zodat het bij de tijd blijft. Misschien kan het op den duur actueel zijn. Neem The Cup Song, dat liedje met de bekertjes waarmee alle kinderen vorig jaar wegliepen. Daar zou best een leuke les mee te maken zijn. Het ritme is zus, de melodie zo, het verwijst daar en daarnaar. Daar kunnen ze vast iets mee.
Momenteel zijn twee educatieve uitgeverijen in de race om het lespakket te maken. Beide ontwikkelden drie lessen die op scholen zijn getest. Later deze maand wordt bekend welke uitgeverij de opdracht krijgt. Die mag alle lessen maken. En die moeten zo goed zijn, dat de kinderen zelf naar de leerkracht stappen en zeggen: ‘Meester, wanneer gaan we weer zo’n les doen?’
Vraag de directeur van het Concertgebouw wat er veranderd is als over een paar jaar duizenden basisscholen de methode hebben ingevoerd. ‘Er zal muziek klinken uit de scholen’, antwoordt hij. ‘Ongelooflijk veel muziek.’
‘Het moet meer zijn dan een filmpje’
Het Concertgebouw ontwikkelt een lesmethode voor de basisschool. Goed idee?
Jan Jaap Knol, voorzitter van de campagne Muziek telt! die muziekeducatie in het basisonderwijs moest stimuleren:
‘Het is goed dat het Concertgebouw zich niet alleen bezighoudt met concerten, maar zich ook verantwoordelijk voelt voor het onderwijs. Ouders vinden muziek belangrijk en kinderen hebben er veel plezier in, maar we zien ook dat scholen er niet veel tijd voor inruimen.’
Marjon Louwe Kooijmans, leerkracht op de Openbare Montessorischool Steigereiland in Amsterdam:
‘Ik heb een proefles aan mijn klas gegeven. Een man vertelde in een filmpje over het ontstaan van de samba. Daarna was er een quiz over instrumenten en de kinderen moesten een ritme naklappen. De les zat goed in elkaar, het filmpje was informatief en de kinderen deden goed mee. Wat ik miste, was differentiatie. Wat doe je met een kind dat heel muzikaal is? Of met een kind dat geen ritmegevoel heeft? Ook vind ik het jammer dat je als leerkracht niet veel meer hoeft te doen. Ik vind het juist leuk om zelf te zingen en gitaar te spelen.’
Ariëtte Kasbergen, directeur van SKVR, dat muziekprojecten op Rotterdamse scholen verzorgt:
‘Als basis is dit fantastisch. Misschien komen kinderen die anders geen muziekles krijgen hierdoor opeens wel met muziek in aanraking. Maar als je meer de diepte in wilt, en bijvoorbeeld een instrument wilt bespelen, dan is er toch een vakdocent nodig.’
Michel Hogenes, docent muziek op de lerarenopleiding en voorzitter van Gehrels Muziekeducatie, een vereniging voor leerkrachten en vakleerkrachten muziek:
‘Wij proberen studenten op de lerarenopleiding goed uit te rusten om muziekonderwijs te geven, maar veel leerkrachten blijven het een moeilijk vak vinden. Ze moeten zingen, spelen op een instrument, goed kunnen luisteren. Dat beheerst niet iedereen. Als er dan een methode is, die dat allemaal makkelijker maakt, gaan misschien meer scholen met muziek aan de slag. Maar het moet meer zijn dan alleen een filmpje starten. Kinderen moeten zelf ook zingen en musiceren.’
Geef een antwoord