Waar zijn de kunstvakken mee bezig?
Wat er moet gebeuren nu de tweedeling van kunstvakken ‘oude’ en ‘nieuwe’ stijl blijft bestaan
AUTEUR: Joost Overmars
Dit artikel verscheen ook in Kunstzone 2015-2
En toen… gebeurde er niets. Ruim twee jaar na het verschijnen van het rapport van de Verkenningscommissie Kunstvakken, vlak voor de zomervakantie, kwam de staatssecretaris met de mededeling dat hij het advies van de commissie naast zich neerlegde. De bestaande situatie met kunstvakken oude en nieuwe stijl zou gehandhaafd blijven. Met als belangrijkste argument dat een breed draagvlak zou ontbreken… De meeste kunstdocenten waren – laten we zeggen – not amused.
Ruim drie jaar geleden startte de Verkenningscommissie Kunstvakken in opdracht van het ministerie met haar taak: onderzoeken hoe de ongewenste situatie rond de kunstvakken met oude en nieuwe stijl opgeheven kon worden. De commissie ging gedreven aan het werk en belegde talloze bijeenkomsten met werkelijk alle denkbare betrokkenen. Dat waren inspirerende gesprekken, waarin de divergente wereld van kunst en kunstonderwijs haarfijn naar voren kwam. Dat de commissie in staat is geweest met een eenduidig en breed gedragen voorstel te komen, verdient lof. Toch komt het bij de politiek niet binnen.
Wat gebeurt hier? Slecht voorstel? Nee! Politiek gedoe? Wellicht. Zijn kunst en cultuur als vakgebied voor de buitenwacht wellicht (te) diffuus? Absoluut!
Kunst en cultuur
De termen kunst en cultuur worden voortdurend door elkaar gebruikt. Er is een flinke overlap tussen de gebieden, maar kunst is niet hetzelfde als cultuur. Ook in onze eigen onderwijswereld viert de begripsverwarring hoogtij. Er zijn kunstvakopleidingen die kunstdocenten afleveren, maar ook masters cultuureducatie bieden. Die kunstdocenten geven kunstvakken of cultuurvakken, afhankelijk van de school. Ze werken op cultuurprofielscholen die zich zonder uitzondering profileren met kunst. Scholen hebben een cultuurstroom, getrokken door kunstdocenten. De minister spreekt over het belang van cultuureducatie. Het vak Kunst Algemeen bestaat voor een aanzienlijk deel uit cultuur(geschiedenis). Het door elkaar gebruiken van deze termen maakt het er niet duidelijker op wat wij nu precies willen met ons vakgebied. Geen wonder dat de staatssecretaris er geen touw aan vast kan knopen. Laten we hierover eerst zelf maar eens onderling duidelijkheid scheppen en die dan uitdragen!
Beschouwers en makers
Ik zie ze op school, bij de bijeenkomsten van de verkenningscommissie en bij de cultuurprofielscholen: docenten die het liefst hun leerlingen meenemen naar een museum of concert en ze veel over kunst willen leren. En docenten die met hun leerlingen aan de slag gaan om mooie muziek, theaterstukken, choreografie of een indrukwekkend kunstwerk te maken. De beschouwers en de makers. Bij leerlingen is dat precies zo. De één pakt direct de gitaar en begint met spelen, de ander pakt z’n boek en gaat informatie opzoeken over het stuk, de band of de componist. In de huidige opzet (zowel bij oude als bij nieuwe stijl) persen we al die verschillende leerlingen (en hun docenten) in hetzelfde keurslijf. Makers moeten beschouwen, beschouwers moeten maken. Beide besteden de helft van hun tijd aan dat waar ze niet voor komen. Je kunt met recht argumenteren dat het één niet zonder het ander kan, maar dat is geen reden om iedereen hetzelfde te laten doen en leren. Ik pleit er met kracht voor om deze bloedgroepen meer tot hun recht te laten komen. Laat docenten doen waar hun hart ligt en waar ze goed in zijn. Laat Leerlingen zich ontwikkelen in waar hun interesses en talenten liggen.
De leerling en de staatssecretaris
Tussen leerling en politiek staan een hoop mensen: docenten, cultuurcoördinatoren, schoolleiders, opleiders op hoge scholen en universiteiten, instanties als SLO en LCKA, methodeschrijvers en andere bobo’s die iets te melden hebben. Iedereen z’n eigen stokpaardjes. Ik merk dat de leerling al heel snel uit beeld verdwijnt als er gesproken wordt over onderwijsvernieuwingen. Doorstroomrelevantie, maatschappelijk effect, werkgelegenheid. Abstracte begrippen die heel weinig zeggen over wat leerlingen willen en waar ze terechtkunnen met hun kunstzinnige ambities en talenten.
En daarnaast spelen de gebruikelijke eigen belangen van al deze gremia, zoals de werkgelegenheid van afgestudeerde studenten. Als de staatssecretaris zegt dat hij onvoldoende draagvlak ziet, dan kan ik me dat best voorstellen in die zin, dat er voor een buitenstaander uit dit woud van meningen, belangen en argumenten nauwelijks duidelijk wordt wat de kunstvakken de leerling te bieden hebben en waarom. We hebben er zelf al moeite mee om elkaars disciplines te snappen. Het pleidooi: stel de leerling fundamenteel centraal in dit soort processen. Wij zijn er voor de leerling, niet andersom.
Inhoud en strategie
Zoals de leerling verdwijnen kan, zo kan inhoud verdwijnen op het moment dat wat je wilt bereiken ondergesneeuwd raakt in discussies over hoe je het kunt bereiken. Vorm en strategie boven inhoud. ‘Ja mooi, maar dat krijgen we er nooit door, dus we kunnen beter dit of dat voorstellen.’ We doen ons best het maximaal haalbare compromis te bereiken en gooien niet zelden kinderen met het badwater weg. Als we denken dat de politiek ons niet begrijpt, dan moeten we het beter uitleggen. Als mensen of instellingen hun eigen belang (van hun opleiding, hun boek, hun onderzoek, hun vakgroep, hun werkgelegenheid, hun hobby…) voorop stellen, moeten we terug naar de inhoud: waar wordt de leerling beter van?
Grijs en groen
Ik zie vaak bobo’s en grijze mannen/vrouwen (ik ben er zelf één) op dit soort beleidsmatige bijeenkomsten. Waar zijn de leerlingen, de studenten, de jonge bevlogen docenten vol idealen? Een verfrissend voorbeeld: een tijdje terug werd ik uitgenodigd op een studiedag, georganiseerd door de opleiding Docent Muziek van Fontys in Tilburg. Met studenten, opleiders, jong afgestudeerde groentjes en ervaren dino’s, waaronder mijzelf. Een buitengewoon inspirerende dag: het ging alleen maar over wat leerlingen willen leren, hoe wij dat leerlingen kunnen leren en wat daarvoor aan opleiding nodig is. We gingen allemaal een stuk wijzer naar huis. Hoe krijgen we dit soort frisheid naar boven? En, door al die instanties en belangengroepen heen, uiteindelijk bij de politiek naar binnen. Weg met die fixed mindset!
Dus…
… staat ons het volgende te doen:
- Maak duidelijk hoe kunst en cultuur zich verhouden en wat we daar in het onderwijs mee willen.
- Erken en honoreer het onderscheid tussen makers en beschouwers. Doe hierin recht aan verschillen tussen leerlingen en docenten.
- Blijf dicht bij de leerling en de leerinhoud. Vooral in die kamertjes met grijze mensen drie hoog achter.
Met dit in het achterhoofd stel ik concreet voor:
- Handhaaf muziek en beeldende vakken oude stijl en pas dans en drama hierop aan. Ontwerp een nieuw programma waar praktijk en (vak)theorie in balans zijn.
- Ontwikkel kunst algemeen tot een zelfstandig en compleet -vijfde- kunstvak. Met aandacht voor kunst, cultuur en onderzoeksvaardigheden.
Dit is geen onmogelijke operatie. De vakken, de leerinhouden en de examens bestaan al voor het grootste deel. Het handhaven van de bestaande tweeslachtige situatie is geen optie: de kunstvakken én hun leerlingen hebben een aanzet tot vernieuwing broodnodig!
Ik juich uw voorstellen van harte toe. Toch wil een paar praktische opmerkingen van een praktisch denkende muziek- en CKV-docent plaatsen.
Ik denk dat een stuk weerstand tegen praktijkopdrachten al weggenomen zou kunnen worden wanneer CKV gegeven zou worden door enkel docenten die een kunstopleiding hebben genoten. Voor zover ik weet is het op dit moment zo, dat het vak ook gegeven mag worden door docenten die daarin geen opleiding hebben gehad. De taaldocenten zijn bij mijn weten in elk geval bevoegd om CKV 1 te geven. Daarom verbaas ik mij niet over de docenten die niet blij waren met het door u genoemde rapport met voorstellen.
Voor wat betreft het onderscheid tussen cultuur en kunst: niet elke uitvoerende en docerende student in de kunsten krijgt tijdens de opleiding exact uitgelegd wat het verschil is tussen deze twee onderwerpen. Ik denk dat ook daar nog wel wat te halen valt, al is dat alleen al omwille van kunst die een uiting kan zijn van de culturele achtergrond van de praktiserende kunstenaar (in spe.)
Ten derde: niet alle scholen zullen bereid zijn om geld en tijd te steken in praktische opdrachten die moeilijk in een schriftelijk verslag te vangen zijn. Het kunstdossier wil schriftelijke verslagen en geen uitvoeringen van concerten, toneelstukken, of dansvoorstellingen. Met andere woorden: er zullen ook slagen gemaakt moeten worden in de eindtermen van het kunstdossier. Het lijkt mij dat dit geen taak is van de kunstdocenten maar van de overheid die de eindtermen heeft opgesteld.
Tot slot (en deze opmerking is absoluut niet vervelend bedoeld!) proef ik uit uw stuk een kunst en cultuurmentaliteit die van toepassing lijkt te zijn op Havo/VWO-leerlingen. CKV wordt ook gegeven op een VMBO waar doorgaans veel praktisch ingestelde leerlingen zitten. Maar de tegenwerkende krachten komen vaak van huis-uit. In de cultuur (dus de achtergrond) waar deze leerlingen vandaan komen wordt het uitoefenen van kunst niet bepaald gestimuleerd door hun thuisfront en vrienden. Het zijn echter (naar mijn ervaring) juist deze leerlingen die veel lol hebben tijdens praktische opdrachten.
Overigens verbaast het mij dat doorgaans voor CKV vacatures vrijwel altijd docenten – beeldende vorming gevraagd worden. Het lijkt mij dat docenten drama, dans, en muziek deze vacatures ook zeer goed kunnen vervullen.Maar deze laatste opmerking is terzijde.