Naar een nieuwe samenhangende aanpak van het muziekonderwijs
Het gaat in ons land niet goed met de cultuureducatie in het algemeen en het muziekonderwijs in het bijzonder, stellen Jos Kok en Jos Richters. Er worden allerlei initiatieven en projecten gelanceerd maar de samenhang ontbreekt. De oplossing ligt in een samenhangende aanpak gebaseerd op een visie die alle niveaus bestrijkt: gemeentelijk, provinciaal en landelijk. ‘Het binnenschoolse aanbod is te veel afhankelijk van toevalligheden.’
Er is in het muziekonderwijs geen afstemming, geen totaalplan, er zijn geen gezamenlijke doelen, maar wel verschillende geldstromen. Het voortdurend omvallen van instellingen die tot de lokale basisstructuur van het muziekonderwijs gerekend kunnen worden wijst ook al op het feit dat er iets fundamenteel mis is. En alle bevlogen plaatselijke pogingen om iets te redden, want dat doe je in zo’n situatie, lijken stuiptrekkingen als er niet een nieuw kader wordt omarmd. Daardoor is het rendement laag.
Om de gewenste samenhang en structuur aan te brengen zullen er nogal wat heilige huisjes omver gehaald moeten worden. Lees meer…
Een eerste vers-van-de-lever-reactie:
Strak plan.
Wat ik in het overzicht zou opnemen is het zo snel mogelijk terug invoeren van de kerndoelen voor het onderwijs po en vo en het aanscherpen van de inspectie-eisen. Daar hoeft niet eerst een masterplan doorlopende leerlijnen voor geschreven te worden; er waren nog niet zo lang geleden uitstekende kerndoelen.
Als er een betere infrastructuur is, is actieve overdracht overbodig.
Het 1 op 1-onderwijs aan de vrije markt overlaten is op zich niet zo’n probleem, maar de (laatste) kracht van muziekscholen zit ‘m volgens mij in het aanbieden van diverse mogelijkheden tot samenspel. Dat kan al vanaf les 1, zoals we hebben laten zien met de gecertificeerde opleiding ‘Samenspel’ (destijds een initiatief van het LOKV).
Die samenspel-troef zouden muziekscholen nooit uit handen moeten geven, omdat
1) je zo de relatie met (en je aanbod voor) zelfstandig ondernemende muziekleraren in stand houdt;
2) je zo de relatie met (en je aanbod voor) het lokale muziek-verenigingsleven in stand houdt;
3) je zo ook een aanbod hebt voor de snel belangrijker wordende buitenschoolse opvang;
4) je zo als muziekschool in het aanbod aan po en vo ook ensemblespel kunt opnemen (voor vele scholen een brug te ver, of lastig op te starten, of ze hebben gewoon de deskundigheid niet in huis);
5) een muziekschool niet moet verworden tot een soort kantoor van waaruit muziekschooldocenten op pad worden gestuurd om ‘klanten’ te bedienen, maar een gebouw moet blijven dat gonst van muziek.
Er zijn verder vormen denkbaar, bijvoorbeeld een maatschap, waarbij muziekscholen zelfstandig ondernemende muziekleraren kunnen faciliteren (verhuur ruimten, front office, overhead, etc.). Dat maakt het format voor alle partijen (ook de subsidiërende) aantrekkelijker.