Reactie VLS op conceptvisie Kunst & Cultuur Curriculum.nu
Reactie VLS feedbackloop 1 op de conceptvisie van het leergebied Kunst & Cultuur Curriculum.nu
Voor meer informatie over Curriculum.nu en de conceptvisie, verwijzen we naar de website van Curriculum.nu.
Deze reactie is tot stand gekomen na raadpleging van een brede groep muziekdocenten: zowel leden als niet-leden van onze vereniging. Dit is de eerste feedbackloop, er volgen er nog twee. Ben je muziekdocent en wil je ook een bijdrage leveren aan de reactie op de komende tussenproducten? Laat het ons weten. Ook is het mogelijk een reactie te geven onderaan deze pagina.
1. Beschrijft de conceptvisie in voldoende mate de relevantie van ons leergebied voor de ontwikkeling van de leerling? Wat ontbreekt?
Hoewel wij de maatschappelijke relevantie van het leergebied goed beschreven vinden, beschouwen we deze desondanks als te algemeen. De huidige conceptvisie doet derhalve geen recht aan de inhoudelijke relevantie van ons leergebied.
Ten eerste gaat het in de conceptvisie vooral over kennis van kunst- en cultuurhistorie. Maar niet alleen deze kennis is relevant. De aandacht voor musiceren, componeren/songwriting, reproduceren en improviseren wordt door ons node gemist. Het zelf maken en doen is tenslotte een wezenlijk onderdeel van ons vak. Zoals wij al in onze visie schreven, moet er een evenwicht – en samenhang – zijn tussen de praktijk en de theorie. Die theorie moet bovendien de (uitvoerings)praktijk ondersteunen en inzicht geven in de diverse sociaal-culturele contexten waarin muziekpraktijken zich afspelen.
Voorts ontbreekt een onderbouwing van de aard van de kunstdisciplines. We scheppen kunst om niet te vergeten dat je als mens een spelend wezen bent dat uitdrukking geeft aan gevoelens. Muziek heeft een intrinsieke waarde, met schoonheid scheppen en beleven als (leer)doel.
Ten slotte ontbreekt een heldere afbakening van het onderscheid tussen kunst en cultuur. Eén van onze leden vatte treffend samen wat in veel reacties weerklonk: ‘Teveel cultuur, te weinig kunst. Te veel verleden, te weinig toekomst’.
2. Wordt er in de conceptvisie op het leergebied naar uw mening voldoende aandacht besteed aan de trends en ontwikkelingen in het leergebied Kunst en Cultuur? Wat mist u?
De aandacht die besteed wordt aan trends en ontwikkelingen is ons inziens te eenzijdig gericht op crossovers en beeldcultuur.
Technologische ontwikkelingen in ICT en multimedia zorgen ervoor dat kunst steeds makkelijker zelf te produceren en te delen is. Je hebt hiervoor geen theater, museum of platenmaatschappij meer nodig. Als gevolg van deze technologische ontwikkelingen verschuift de ambachtelijkheid van het vak. Waar dat eerst de vingers op de goede toets zetten was, krijgt dat steeds meer het karakter van ‘je verhaal op een goede manier kunnen vertellen’.
Een andere belangrijke ontwikkeling is de brede aandacht om muziek een prominentere plek in de basisschool te geven (Méér Muziek in de Klas). We benadrukken daarbij dat het goed zou zijn als die aandacht niet beperkt blijft tot muziek, maar zich ook uitstrekt naar andere kunstdisciplines.
Dan zien we als ontwikkeling dat steeds minder leerlingen les hebben (gevolgd) op de muziekschool. De vraag is in welke mate deze functie bij het reguliere onderwijs komt te liggen.
En vervolgens is er de veranderende leerling, die meer gewend is te reflecteren, vrijer in presenteren, auditiever ingesteld, mondiger en minder kennis van het notenschrift heeft. Als deze kenmerken echter onder beeldcultuur vallen, dan verdient dit begrip duidelijkere uitleg.
3. Verwoordt de conceptvisie in voldoende mate de bijdrage van het leergebied Kunst en Cultuur aan de ontwikkeling van de leerling op het niveau van de drie hoofddoelen van het onderwijs (persoonlijke vorming, maatschappelijke vorming, kwalificatie)? Hoe staat u tegenover deze uitwerking? Ontbreken er elementen die u graag toegevoegd ziet?
De conceptvisie verwoordt inderdaad de bijdrage aan de drie hoofddoelen en het is goed dat deze indeling wordt gehanteerd. We tekenen daarbij aan dat er veel verwarring is over de begrippen kunst, cultuur en culturele identiteit.
Bij persoonlijke vorming zou het uitgangspunt expliciet de eigen kunstzinnige identiteit moeten zijn en niet de culturele context. Er mag bovendien meer aandacht zijn voor de leerling die zèlf keuzes maakt en de dialoog aangaat.
Het ligt wat ons betreft vervolgens meer voor de hand om juist de culturele context bij maatschappelijke vorming als uitgangspunt te nemen. Daarin zou dan niet alleen aandacht moeten zijn voor het functioneren in en het interpreteren van de maatschappij, maar er dient ook nadrukkelijker benoemd te worden dat leerlingen leren zelf bij te dragen en vorm te geven aan de toekomstige samenleving.
De lijst van vaardigheden die genoemd wordt bij kwalificatie is weliswaar niet tegen te spreken, maar het wordt onvoldoende duidelijk op welke (specifieke) wijze het kunstonderwijs bijdraagt aan het verwerven ervan.
In de beschrijving Kern van het leergebied ontbreekt het begrip Bildung en de uitwerking hiervan. Bovendien is er te weinig aandacht voor de ontwikkeling van ambachtelijke vaardigheden van de afzonderlijke kunstdisciplines.
4. In hoeverre onderschrijft u de eerste ideeën over samenhang (binnen en tussen leergebieden) en doorlopende leerlijnen?
Over hoe realistisch (haalbaar) het is om werkelijk tot doorlopende leerlijnen te komen, lopen onze meningen uiteen.
In de formulering van de werkopdracht is samenhang binnen het leergebied het vertrekpunt geweest. Dat, terwijl samenhang juist gebaseerd is op fundamentele vakkennis en vaardigheden: ‘We maken immers ook niet van al onze maaltijden een stamppot’.
Op het niveau van vakspecifieke vaardigheden ligt het niet voor de hand samenhang te realiseren, dat is niet effectief. Wel is het mogelijk vanuit vakspecifieke vaardigheden verder te bouwen en te werken aan samenhang.
Verkennen(in po/s(b)o) suggereert dat vakspecifieke kennis en vaardigheden op deze leeftijd minder van belang zijn, terwijl die dan juist zeker goed ontwikkelbaar zijn. Verder zou in de doorlopende leerlijn de persoonlijke, unieke ontwikkeling van de leerling centraal moeten komen te staan; niet de culturele context waarin hij zich bevindt.
5. De brede vaardigheden komen bij meerdere vak- en leergebieden terug en worden daar geïntegreerd. Hoe ziet u de samenhang tussen de kennis en vaardigheden in het leergebied Kunst en Cultuur en de brede vaardigheden?
Muziekonderwijs draagt zeker bij aan het verwerven van brede vaardigheden. Maar wat nu in de visie beschreven staat over brede vaardigheden is nog tamelijk theoretisch en algemeen. Bovendien behoeft het nog aanvullingen, zoals doorzettingsvermogen (de vaardigheid om te kunnen omgaan met frustraties of tegenslagen) en motorische vaardigheden.
Het is verstandig om deze brede vaardigheden goed in kaart te brengen en ze te koppelen aan de specifiekere in het leergebied Kunst en Cultuur. Die koppeling zou echter nooit het vertrekpunt moeten zijn in discussies over het toekomstige curriculum. De essentie van het vak muziek moet centraal staan en aandacht voor brede vaardigheden mag in geen geval die voor de vakinhoud verdringen.
Omdat de vakinhoudelijke vaardigheden nog niet zijn beschreven en de brede vaardigheden wel, ontstaat de indruk dat deze het belangrijkste zijn. Het lijkt alsof er omgekeerd wordt gewerkt.
Ook wordt de indruk gewerkt dat er een lijst van brede vaardigheden bestaat die als onderlegger heeft gediend voor de vaardigheden van het leergebied. Als dat zo is dan zijn we erg benieuwd naar deze lijst.
6. Welk (inhoudelijk) advies of welke suggesties voor verbetering wilt u meegeven aan het ontwikkelteam voor de ontwikkeling van een visie op het leergebied Kunst en Cultuur?
Graag zouden we zien dat de onderwijspraktijk meer onderdeel uit gaat maken van de nu geformuleerde visie op het leergebied Kunst en Cultuur. De huidige is niet alleen te globaal, maar vooral gericht op de sociale en maatschappelijke context. De essentie van ons vak is echter de praktijk, dat wil zeggen leren door (te) doen met hoofd, hart en handen waarbij de uitdaging is het hoofd in dienst te laten staan van hart en handen.
Ook de persoonlijke (kunst-)ontwikkeling van de leerling kan veel sterker worden aangezet. Inzicht, kennis en vaardigheden in het leergebied Kunst en Cultuur verwerf je immers door kunst te maken (musiceren, componeren/songwriting, reproduceren en improviseren) en die (eventueel) te spiegelen aan bestaand werk en een culturele context.
7. Is de conceptvisie voor het leergebied Kunst en Cultuur herkenbaar voor alle onderwijssectoren (PO/S(B)O naar VO/VSO)?
Het begrip verkennen, dat nu van toepassing wordt geacht op het primair onderwijs, is ontoereikend. Dat wil zeggen dat het de lading van wat op dat niveau geleerd zou kunnen worden beslist niet dekt. Funderen zou dit beter doen omdat de essentie bij muziek is dat in deze leeftijd fundamentele basisvaardigheden bij leerlingen moeten worden ontwikkeld.
Voor het speciaal onderwijs kan de visie herkenbaarder worden als het therapeutische aspect (kalmeren, opbeuren) van muziek maken en beleven terug zou komen, al gelden die aspecten ook voor het reguliere onderwijs. Het is ook maar de vraag of dat een uitgangspunt voor het curriculum moet zijn, al is het wel een belangrijk aspect dat meespeelt.
Tot slot over de bovenbouw van het voortgezet onderwijs nog enige belangrijke aanbevelingen voor de toekomstige tussenproducten.
Voor wat betreft de bovenbouw van het vmbo is er een sterke wens van muziekdocenten om de vakpraktijk een centralere plek te geven in het examenprogramma.
De huidige tweedeling in de bovenbouw van havo en vwo tussen oude en nieuwe stijl is uiterst ongewenst. Het is daarom tijd om het examenprogramma te herzien, waarbij het overigens onwenselijk wordt gevonden dat cultuuroverdracht daar een centrale rol in heeft.
8. Herkent u in de conceptvisie in voldoende mate uw vakgebied?
Kort en goed: nee, dat is niet het geval. De meeste docenten herkennen er weinig in, enerzijds komt dat door de hoge mate van abstractie en anderzijds doordat de visie teveel losgezongen is van de onderwijspraktijk. Het lijkt erop alsof er doelbewust voor gekozen is om weinig aandacht te besteden aan de eigenheid van de kunstvakken. Dat werkt de ‘onherkenbaarheid’ in de hand: immers voor muziekdocenten gaat het juist om hun specifieke onderwijspraktijk. Bovendien staat het cultuur- en kunsthistorische karakter dat het stuk uitstraalt diametraal tegenover de muzikale onderwijspraktijk (musiceren, componeren/songwriting, reproduceren en improviseren).
Ook zou de monodisciplinaire en de brede kunstzinnige benadering in balans moeten zijn, dat is nu beslist niet het geval.
9. Figuur 1 schetst de kern van het leergebied. Uitgaande van de definitie van cultuur krijgen leerlingen te maken met een ervaring in een culturele context. In welke mate is het hier voorgestelde model met de begrippen bruikbaar voor zowel de theorie als de praktijk in het leergebied Kunst en Cultuur? Wat heeft aandacht nodig?
Voor alle figuren geldt dat ze bepaald niet helpen om in de praktijk betere muzieklessen te geven. Hoe meer modellen, hoe verder we weg raken van de onderwijspraktijk. Figuur 1 is op zich helder en goed te begrijpen, maar wordt door ons beoordeeld als (te) simpel, (te) statisch en onvolledig.
10. Figuur 2 legt de verbinding tussen het artistiek creatief vermogen en verschillende media of toepassingen. Wat vindt u van dit figuur, de toelichting hierop, de explicitering van ‘artistiek creatief vermogen’ en welke suggesties heeft u ter verbetering van de inhoud of het figuur?
Figuur 2 wordt door veel muziekdocenten gezien als beperkt, incoherent en ver van de onderwijspraktijk verwijderd. Het is bovendien zo algemeen dat alle vakken zich er wel een beetje in zullen kunnen herkennen, maar dat maakt het tegelijkertijd oppervlakkig en (te) weinig recht doend aan de eigen vaktaal. Het is vervolgens niet duidelijk wat het ontwikkelteam bedoelt met artistiek creatief vermogen, vooral het begrip artistiek is niet helder toegelicht. Het begrip vormgeving is een zeer algemeen begrip en het is onduidelijk waarom klank en stem als aparte sferische vormen zijn weergegeven.
Deze laatste kanttekening brengt ons op de vormgeving van figuur 2. Deze roept allerlei vragen op, zoals: waarom verlopen de bollen van kleur, moeten de bollen onderling niet met een lijn verbonden worden, moeten de bollen allemaal wel even groot zijn, kunnen ze niet overlappen?
Met andere woorden: het is niet duidelijk of er een inhoudelijk idee aan de vormgeving ten grondslag ligt. En zo ja, welk idee.
11. Figuur 3 besteedt aandacht aan de doorlopende leerlijn van PO/S(B)O naar VO/VSO in het leergebied Kunst en Cultuur. Wat zijn de accenten die u zou willen leggen, wat is uw visie hierop?
Figuur 3 doet geen recht aan de overlapping van de niveaus die er in de onderwijspraktijk wel degelijk is. De figuur zou op meer ‘cyclische’ wijze vormgegeven moeten worden, zodat zichtbaarder wordt hoe logischerwijs de opeenvolging is binnen de mogelijkheden van de betreffende leeftijdsgroepen.
Voor wat betreft de vakinhoudelijke kant wordt de kern – alsmede het onderscheid – van de begrippen verkennen, verdiepen en specialiseren onvoldoende duidelijk gemaakt. Zoals eerder gezegd zou het begrip verkennen plaats moeten maken voor funderen omdat dit begrip aangeeft wat in de eerste fase moet gebeuren.
Specialiseren en verdiepen zal vaak ook al in een veel eerder stadium (eerdere niveaus) kunnen plaatsvinden, maar omdat beide begrippen nu weinig typerend zijn is het maar de vraag wat er nu precies mee wordt bedoeld. Als het betekent dat het gaat over toenemende complexiteit moet benadrukt worden dat dit niet wil zeggen: meer cultuur en minder kunst of meer theorie en minder praktijk. Bovendien doet het ook geen recht aan de kunstzinnige complexiteit die het onderwijs aan jonge kinderen kenmerkt.
12. Overige aandachtspunten voor het ontwikkelteam
Ongeacht onze kritische kanttekeningen willen we graag onze waardering en complimenten overbrengen aan het Ontwikkelteam Kunst & Cultuur. Het getuigt van energie en daadkracht van het team om de werkopdracht van het eerste tussenproduct in deze korte tijd te kunnen uitvoeren.
Uit het visiedocument en het procesverslag blijkt wel hoe zwaar de opdracht is, die het ontwikkelteam heeft gekregen.
Het leergebied Kunst en Cultuur is, zoals het ontwikkelteam schrijft, uitermate complex. Kennelijk zo complex, dat de natuurlijke reactie is geweest om te gaan theoretiseren. En zo is het ontwikkelteam uitgekomen bij tamelijk algemeen geldende beschrijvingen en waarheden die voor iedereen ruim te interpreteren zijn. De zwarte kant daarvan is dat men zo steeds verder van de leerlingen en de onderwijspraktijk geraakt.
Het lijkt er bovendien op dat de aard van de werkopdracht er aan bijdroeg dat het ontwikkelteam zich vooral richtte op de samenhang in het leergebied. Daarmee is er wat ons betreft onvoldoende recht gedaan aan de eigenheid van de kunstvakgebieden. Omdat de vakspecifieke vaardigheden in ons leergebied significant van elkaar verschillen, vormen zij dus aparte, essentiële bouwstenen. Vakoverstijgend werken om samenhang te creëren hoeft bovendien niet in het curriculum te worden geborgd, het is een middel, geen doel. Het is een logisch gevolg maar moet niet het vertrekpunt zijn. Het raakt te veel het hoe en als dat hoe te veel het wat raakt, zorgt dit voor uitholling van het vak.
We zijn het eens met de conclusie van het ontwikkelteam dat we de belangrijke begrippen die in de visie centraal staan, als leraren onder elkaar regelmatig anders uitleggen. Dat maakt het niet alleen moeilijk om te duiden wat er nu precies bedoeld wordt, maar ook om goede ondersteuning en adviezen te geven.
Het begrip cultuur is te breed en te veelomvattend om in één leergebied te kunnen vallen en kunst valt er zeker in, maar nog zoveel meer. Dit stelt het ontwikkelteam welhaast voor een onmogelijke opgave. Om die opgave toch goed uit te voeren, is het volgens ons nodig dat het leergebied Kunst zich vanuit haar eigen waarde, als onderscheidend leergebied definieert.
De vraag is vervolgens of deze conceptvisie op het leergebied Kunst en Cultuur – die ongetwijfeld nog hier en daar zal worden bijgesteld – op dit moment voldoende gereed is om al te beginnen aan het tweede tussenproduct. Het antwoord van de VLS is dat dit nog een stap te ver is.
De grote divergentie van het leergebied Kunst en Cultuur heeft geresulteerd in een concept visiestuk op een te hoog abstractieniveau. Veel muziekleraren herkennen in de conceptvisie hun vak nog onvoldoende omdat essentiële, vakspecifieke elementen ontbreken. En zo wordt voor hen de essentie van wat muziekonderwijs is, onvoldoende geraakt.
Geef een antwoord